Man
Vrouw

De bonte vliegenvanger werd eerst zelden gezien in Nederland, maar komt de laatste jaren weer iets meer voor in ons land. De vogel heeft witte en bruin/ zwarte onderdelen.

Kenmerken en specificaties Bonte Vliegenvanger

  • Keel en buik helderwit van kleur
  • Kleine dubbele witte vlek boven de snavel
  • Mannetje: donkerdere van kleur, zwart/bruin
  • Vrouwtje: meer bruin van kleur
  • Wettenschappelijke naam: Ficedula hypoleuca
  • Lengte: ongeveer 13 cm
  • Voedsel: insecten zoals vliegen, muggen, vlinders en libellen, maar ook oorwurmen en sprinkhanen.
  • Eieren: meestal 6 tot 7 eieren per legsel
  • Geluid: helder liedje. Kenmerkend is het begin, waarin de tonen op- en neergaan. Roep o.a. een oplopend “wiek, wiek”, maar ook korte tikjes en een rateltje.

Geluid Bonte vliegenvanger

Bron

Broeden en leefgebied

  • Broedperiode: broedt vanaf eind april tot en met juni.
  • Broedt plekken: ze broeden vaak in nestkasten, maar ook in boomholten.
  • Eieren: een legsel per jaar, met meestal 6 tot 7 eieren.
  • Broedduur: ongeveer 12 tot 17 dagen.
  • Uitgevlogen: verlaat na ongeveer 8 dagen het nest.
  • Leefgebied: meestal aangetroffen in het oosten van Nederland. In gebieden met halfopen loof- en gemende bossen.
  • Trefkans: de trefkans in Nederland is vrij klein, maar wordt in mei tot en met augustus groter.

Vogeltrek en populatie

  • Vogeltrek: Nederlandse vogels trekken in zuidelijke richting. Ze doorkruisen Frankrijk en het Iberisch schiereiland richting West-Afrika. Najaarstrek is vanaf eind juli tot half oktober. Voorjaarstrek, weer richting onze kant op is vanaf half april tot begin juni.

Bron: IUCN REDLIST

Deze soort is vergelijkbaar met:

Weetjes

  • De bonte vliegenvanger kan ook andere soorten imiteren zoals boompieper, koolmees of zwartkop.
  • Heel wat zangvogels broeden in nestkasten, net als de bonte vliegenvanger. Een gebruikte nestkast, is een bron voor parasieten. Slechts enkele soorten (spreeuw en winterkoning) ‘reinigen’ een gebruikte nestkast alvorens er zelf in te broeden. Bonte vliegenvangers houden (net zoals koolmezen en pimpelmezen) geen ‘kuis’.