De brilduiker is in Nederland vooral in de winter te zien. De mannetjes zijn goed te herkennen aan hun donkergroene kop, de witte vlek op de wangen en gele ogen. De vrouwtjes zijn meer grijs gekleurd en hebben een bruine kop.
Kenmerken en specificaties Brilduiker
- Mannetjes: donkergroene kop, op de wangen een witte vlek, gele ogen, staart en rug zijn zwart, en onderlijf wit.
- Vrouwtjes: asgrijs gekleurd, bruine kop, witte halsband, en gele vlek op punt snavel.
- Beide hebben een grijze snavel.
- Wettenschappelijke naam: Bucephala clangula
- Lengte: ongeveer 42 tot 50 cm.
- Voedsel: mollusken, wormen, insecten, kreeftachtigen, kleine vissen, amfibieën, zaden en wortels van planten
- Eieren: meestal 6 tot 11 eieren
- Geluid: man baltst met zacht mechanisch geluid, dat toch nog verbazend wekkend ver te horen is. Vleugelslag man is bellend. Vrouwtje maakt rauwere geluiden, vooral in broedgebied.
Geluid Brilduiker
Broeden en leefgebied
- Broedperiode: broedt vanaf begin april.
- Broedt plekken: het nest wordt gemaakt in een boomholte en het wordt bekleed met dons. Vaak worden de boomholtes van spechten gebruikt.
- Eieren: een legsel per jaar, met meestal 6 tot 11 eieren.
- Broedduur: het duurt ongeveer 29 tot 32 dagen voordat de eieren uit komen.
- Uitgevlogen: de jongen vliegen pas na 57 tot 66 dagen uit. Ze zijn na 50 dagen zelfstandig.
- Leefgebied: overwintert op zee, binnenwateren en baaien. Hij is ook te vinden bij rivierdelta’s, meren en reservoirs.
- Trefkans: de kans om deze vogel in Nederland te zien is laag tot groot. De kans wordt in de winter een stuk groter.
Vogeltrek en populatie
- Vogeltrek: trekt weg vanaf eind augustus richting Noordwest-Europa. Ze trekken terug vanaf februari, zodat ze vanaf april kunnen gaan broeden. Het zijn geen lange-afstandstrekkers.
- Broedparen: 2 tot 6
- Overwinteraars: 12 000 tot 16 000
- Doortrekkers: 3 900 tot 10 800
- Deze informatie is afkomstig van sovon vogelonderzoek Nederland.
Deze soort is vergelijkbaar met:
Weetjes over deze vogel
- De balts van de brilduiker begint al in de winter. Het mannetje gooit zijn kop dan op zijn rug met gestrekte nek en naar boven gerichte snavel. Met de poten wordt water in de lucht geslagen.