De koekoek is een vogel die je meer hoort dan dat je hem ziet. De mannetje zingen hun eigen naam. De mannetjes hebben een blauwgrijze borst, kop en bovenzijde. De vrouwtje hebben een grijs of bruin verenkleed.
De kleine strandloper heeft zwarte poten en ook een zwarte snavel. Ze zijn een stukje kleiner dan de bonte strandlopers. In het prachtkleed hebben ze een roodbruin verenkleed met een witte buik.
De kemphaan heeft in winterkleed een grijs verenkleed. In prachtkleed zijn de mannetjes erg opvallend met hun mooie kraag en oorpluimen. Ze hebben een lange hals en een snavel die iets omlaag is gebogen.
De kneu is een kleine vinkensoort, die vaak in groepjes zijn te vinden. Het mannetje heeft in prachtkleed een karmijnrode borst en baret. Het vrouwtje heeft een bruingrijs achterhoofd, zwak gestreepte borst en kruin.
De kleine barmsijs heeft een rood voorhoofd en een kleine zwarte bef. Ze hebben een gele snavel en een donker gestreepte borst. De mannetjes hebben tijdens de broedperiode een mooie rode zweem over de borst.